Strohalsibis
(Threskiornis spinicollis)
Grootte: 60 – 75 cm
Spanwijdte: 100 – 120 cm
Gewicht: 1.1 – 1.5 kg
Paartijd: Juli – december Broedinterval 1 x per jaar
Broedtijd: 25 dagen nest in lage bosjes of tussen het riet van takjes en riet
Aantal eieren: 2 – 5
Geslachtsrijp: 2 – 3 jaar
Voeding in de natuur: Insecten zoals rupsen, sprinkhanen, krekels, kevers en larven
Voeding in de gevangenschap: Ibis-korrel/Flamingo korrel
Leefgebied: Grootste gedeelte van Australië. Ook voor in Indonesië en Nieuw-Guinea
De strohalsibis komt voor in het grootste gedeelte van Australië. Daarnaast komt hij ook voor in Indonesië en Nieuw-Guinea. Ibissen zijn voornamelijk te vinden in natte gebieden, zoals moerassen en rivieren. Maar de strohalsibis begeeft zich ook vaak in de drogere gebieden, zoals landbouwgronden.
De rug en vleugels van de strohalsibis zijn zwart met een groene glans. Een gedeelte van de nek, de buik en de staart zijn wit. De kop is kaal en zwart net als de poten. De strohalsibis heeft zijn naam te danken aan de stro-achtige veren op de hals.
In de natuur eet de strohalsibis voornamelijk insecten zoals rupsen, sprinkhanen, krekels, kevers en larven. De strohalsibis zoekt naar voedsel in uiteenlopende gebieden van afgelegen moerassen tot parken in steden en langs de weg. De strohalsibis besteedt ongeveer 75% van zijn tijd aan het zoeken naar voedsel. Hij leeft onder andere in landbouwgebieden waar ze een ploeg volgen voor opvliegende insecten en blootgelegde wormen.
Ze broeden meestal in lage bosjes of tussen het riet. Ze maken het nest van takjes en riet. Tussen augustus en december leggen de ibissen eieren. Meestal leggen ze drie tot vijf eieren. Beide ouders broeden de eieren uit, die na 25 dagen uitkomen.